Gokaden - de vijf Japanse Zwaard scholen

Gokaden - de vijf Japanse Zwaard scholen

Je hebt in het oude Japan vele lokale smederijen gehad en die zijn ondergebracht in 5 grote zwaardscholen of tradities en dit noemt men de Gokaden. Nihonto zijn qua kenmerken vaak goed onder te brengen in één van deze scholen. De scholen verschilden geografisch van elkaar en kwamen dus uit verschillende provincies. De Gokaden bestaat dus uit 5 provincies: Yamato (Kyoto), Yamashiro (Nara), Bizen (Okayama), Soshu (Sousyuu) en Mino (Gifu).

Ook verschillenden deze scholen in de grondstoffen, en dus tamahagane, en methoden waarvan ze gebruik maakten. Deze werkwijzen werden door de leraar doorgegeven aan de discipel. Doordat er soms smeden gingen verhuizen werden de verschillende methoden van de smeden bekend in andere provincies waarvan men ook gebruik van ging maken.

Zeker met Koto zwaarden werd er hoofdzakelijk gebruik gemaakt van lokale grondstoffen en deze smeden maakt hielden zich duidelijk aan de methode of techniek die bij hun school hoorde, dit gaf een duidelijk herkenbaar karakter aan deze zwaarden.

In de Shinto periode vonden er grote veranderingen plaats en de transport mogelijkheden namen toe. Smeden uit deze periode maakten gebruik van verschillende technieken en geïmporteerd staal. De smeden hielden zich niet meer aan de tradities van een school maar in plaats daarvan begon het persoonlijke karakter van een smid meer naar de voorgrond te bewegen.

Ik zal de karateristieken van de verschillende scholen even aanhalen wat betreft de Suguta (vorm), Hamon (hardingslijn), Hada (vouwpatroon/structuur) en Nakago (tang). Dit zijn de veelvoorkomende kenmerken, je hebt buitengewoon veel uitzonderingen op de regel.

De Yamato school:

Suguta: een slanke, elegant curve. Doorgaans Iore Mune met een hoge Shinogi en brede Shinogi Ji en chu- of ko-kissaki.

Hamon: Vaak een dunne Suguha of rechte hamon met kleine onregelmatigheden. Soms Midare en geen Choji formaties. Veel Ko Nie zeker rond de habuchi. Boshi is vaak Yakizume en soms Hakikake.

Hada: Masame hada, een fijne en rechte structuur en soms Itame, golvende en rechte houtachtige structuur.

Nakago: Een lange elegante en taps toelopende tang, soms Kengyo en Kurijiri.

De Yamashiro school:

Suguta: een slanke regelmatig en elegant curve. Een blad met Niku en middelmatige hoge Iori Mune met chu- of ko-kissaki.

Hamon: smalle Suguha Hamon met kleine nie, soms weleens dubbele hamon (Nijuba). De rai school gebruikt Choji, Komidare en Gunome, fijne Nie langs de Habuchi, soms wat Ji Nie maar geen Ha Nie. De Boshi is vaak Ko marau en O maru met lichte Kaeri en Yakizume.

Hada: Ko Mokume, de hada is zijn ovalen en rondingen zoals in hout structuur.

Nakago: lang en taps, Kuri Jiri en Kengyo..

De Bizen school:

Suguta: De hamon is gemiddeld en sierlijk. Vaak een koshi Sori, met een normale tot lage Shinogi. Een Iori mune met dikke en dunne kasane.

Hamon: Deze is vaak Choji met gemiddeld Nie. De O choji midare vind je vaak in Nioi.

De Ko Bizen, een compate Choji die soms zelf lijkt op Suguha. Soms Notare midare en gemiddelde Nie langs de Habuchi. Niet veel Ji Nie en nooit Ha nie. De Boshi is vaak klein.

Hada: Gemiddelde Mokuma Hada.

Nakago: kort en stompe met bijna paralelle zijden. Somiige Muromachi stukken waren langer en elegant.

De Soshu school:

Suguta: Een brede, platte en robuust blad met regelmatige flauwe curve (Tori Zori).

Een smalle Shinogi Ji met hoge Shinogi. Dunne Kasane met hoge mune, Iori en Mitsu.

Hamon: Een brede Choji midare, en Notare/Gunome Hamon met soms Tobiyaki. De boshi is midare komi en soms Kaen. Licht Kaeri in oudere werken en overvloedige Ara Nie in Ha en Ji.

Hada: Een Itame Hada in sommige werken losse stijl, en Ji Nie in eerdere werken. Tobiyaki en eerder werk en later niet niet meer.

Nakago: Tanago Bara (vissen buik). Jiri: Kengyo.

De Mino School

Suguta: lang en wijd blad met lichte to gemiddelde curve. Een medium tot dikke Kasane. Iori Mun met O-kissaki. Dunne Shinigo Ji maar sommige bladen hebben een dunne Shinogi Ji met een Hoge kissaki en dunne kisane. Vroege Mino bladen volgen de Yamato traditie en hebben een hoge Shinogi.

Hamon: gekartelde snede pratronen zoals Sanbon sugi en midare Hamon. De boshi is midare kome en Jizo.

Hada: Ko Mokume, de hada is zijn ovalen en rondingen zoals in hout structuu met soms mixen van itame en masame. Stevige Jitetsu en masame in Shinogi Ji.

Nakago. De medium lengte en taps. Jiri: Kengyo.

katana-gokaden

Share this content